Regeneratieve geneeskunde
Soms zijn weefsels en organen zodanig beschadigd, dat ze uit zichzelf niet meer herstellen. Wanneer dat herstel wel nodig is omdat de functie essentieel is voor een kwalitatief acceptabel leven, zijn patiënten nu meestal aangewezen op symptoombestrijding of donortransplantatie. Donormateriaal is echter vaak schaars, en eenmaal geïmplanteerd moet een patiënt levenslang medicijnen slikken om afstotingsverschijnselen te voorkomen. Bij regeneratieve geneeskunde gaat het anders: buiten het lichaam wordt lichaamseigen celmateriaal opgekweekt, en dat wordt in plaats van lichaamsvreemd donormateriaal geïmplanteerd.
Dat klinkt eenvoudig, maar blijkt een lastige noot om te kraken. Als behandelend arts moet je in staat zijn om buiten het lichaam voldoende weefsel op te kweken uit cellen van de patiënt. Bovendien moet dat weefsel op precies de goede manier ontwikkelen tot het gewenste weefsel of orgaan.
Het opkweken van voldoende weefsel gebeurt door uit het lichaam stamcellen weg te nemen. Die hebben als voordeel dat ze delen en zich na deling nog kunnen specialiseren in de gewenste functie. Veel organen bevatten namelijk functionele cellen, die niet delen, en stamcellen, die voor de vernieuwing zorgen. Uit stamcellen kweken wetenschappers nieuwe mini-orgaantjes of stukjes weefsel op. Deze methode heeft de laatste jaren een vlucht genomen, al laat therapie bij patiënten vaak nog wat op zich wachten: het is immers een nieuwe methode, en klinisch testen is lastig, juist omdat er nog weinig klinische ervaring is opgedaan.
Voorlopig hebben patiënten er nog het meest aan in de vorm van gepersonaliseerde medicatie (zie verderop): de gekweekte mini-orgaantjes kunnen dan bij uitstek gebruikt worden om te testen hoe een patiënt op een medicijn zal reageren.
Organen of weefsels kweken buiten het lichaam lukt niet met alle weefsels en ook niet met alle soorten stamcellen. Bij sommige organen blijkt ook de ruimtelijke structuur van het weefsel bepalend voor de functie. Denk bijvoorbeeld aan bot, of aan nieren. Bij deze weefsels wordt geprobeerd met behulp van een 3D-printer de structuur te printen. Dat printen gebeurt in sommige gevallen met levende cellen, maar soms ook met behulp van een soort steigermateriaal, waarop stamcellen zich kunnen hechten en daarna kunnen differentiëren.
Het grote voordeel van regeneratieve geneeskunde is dat wat in het lichaam wordt ingebracht, lichaamseigen materiaal is. Er zijn geen afstotingsverschijnselen. Er is ook geen wachtlijst voor een donororgaan, want het orgaan wordt gekweekt. Maar regeneratieve geneeskunst is niet zaligmakend. Het sluit slecht aan bij de manier waarop nieuwe geneesmiddelen hun weg naar de patiënt vinden: langetermijneffecten kunnen slecht gemeten worden en juridisch is de vraag van wie die geprinte nier zou zijn: van de patiënt die de stamcellen leverde, of van het farmaceutische bedrijf dat het orgaan maakte.